aspireren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aspireren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aspireren | te aspireren | ||||||||
toekomend | zullen aspireren | te zullen aspireren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geaspireerd | te hebben geaspireerd | ||||||||
toekomend | geaspireerd zullen hebben | geaspireerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aspirerend | geaspireerd | ev. aspireer |
mv. verouderd aspireert |
aspirere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | aspireer | aspireert | aspireert | aspireert | aspireert | aspireren | aspireren | aspireren | |||
verleden (o.v.t.) | aspireerde | aspireerde | aspireerde | aspireerde | aspireerde | aspireerden | aspireerden | aspireerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aspireren | zult/zal aspireren | zult/zal aspireren | zult aspireren | zal aspireren | zullen aspireren | zullen aspireren | zullen aspireren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aspireren | zou aspireren | zou(dt) aspireren | zoudt aspireren | zou aspireren | zouden aspireren | zouden aspireren | zouden aspireren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geaspireerd | hebt geaspireerd | hebt/heeft geaspireerd | hebt geaspireerd | heeft geaspireerd | hebben geaspireerd | hebben geaspireerd | hebben geaspireerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geaspireerd | had geaspireerd | had geaspireerd | hadt geaspireerd | had geaspireerd | hadden geaspireerd | hadden geaspireerd | hadden geaspireerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geaspireerd hebben | zal/zult geaspireerd hebben | zult/zal geaspireerd hebben | zult geaspireerd hebben | zal geaspireerd hebben | zullen geaspireerd hebben | zullen geaspireerd hebben | zullen geaspireerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geaspireerd hebben | zou geaspireerd hebben | zou/zoudt geaspireerd hebben | zoudt geaspireerd hebben | zou geaspireerd hebben | zouden geaspireerd hebben | zouden geaspireerd hebben | zouden geaspireerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geaspireerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geaspireerd | er is geaspireerd | |||||||||
verleden | er werd geaspireerd | er was geaspireerd | |||||||||
toekomend | er zal geaspireerd worden | er zal geaspireerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geaspireerd worden | er zou geaspireerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geaspireerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geaspireerd worden | geaspireerd te worden | ||||||||
toekomend | geaspireerd zullen worden | geaspireerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geaspireerd zijn | geaspireerd te zijn | ||||||||
toekomend | geaspireerd zullen zijn | geaspireerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geaspireerd | wordt geaspireerd | wordt geaspireerd | wordt geaspireerd | wordt geaspireerd | worden geaspireerd | worden geaspireerd | worden geaspireerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geaspireerd | werd geaspireerd | werd geaspireerd | werdt geaspireerd | werd geaspireerd | werden geaspireerd | werden geaspireerd | werden geaspireerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geaspireerd worden | zult geaspireerd worden | zult geaspireerd worden | zult geaspireerd worden | zal geaspireerd worden | zullen geaspireerd worden | zullen geaspireerd worden | zullen geaspireerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geaspireerd worden | zou geaspireerd worden | zou/zoudt geaspireerd worden | zoudt geaspireerd worden | zou geaspireerd worden | zouden geaspireerd worden | zouden geaspireerd worden | zouden geaspireerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geaspireerd | bent geaspireerd | bent/is geaspireerd | zijt geaspireerd | is geaspireerd | zijn geaspireerd | zijn geaspireerd | zijn geaspireerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geaspireerd | was geaspireerd | was geaspireerd | waart geaspireerd | was geaspireerd | waren geaspireerd | waren geaspireerd | waren geaspireerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geaspireerd zijn | zult geaspireerd zijn | zult geaspireerd zijn | zult geaspireerd zijn | zal geaspireerd zijn | zullen geaspireerd zijn | zullen geaspireerd zijn | zullen geaspireerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geaspireerd zijn | zou geaspireerd zijn | zou/zoudt geaspireerd zijn | zoudt geaspireerd zijn | zou geaspireerd zijn | zouden geaspireerd zijn | zouden geaspireerd zijn | zouden geaspireerd zijn |