arcidiecézní

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /artsɪdɪjɛtsɛːzɲiː/

Woordafbreking

• ar·ci·die·céz·ní

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord arcidiecéze met het achtervoegsel -ní.
• Afgeleid van het bijvoeglijk naanwoord diecézní met het voorvoegsel arci-.

Bijvoeglijk naamwoord

arcidiecézní

1. (religie) aartsbisdommelijk; met betrekking tot een aartsbisdom.

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	arcidiecézní				arcidiecézní
genitief	arcidiecézního		arcidiecézní	arcidiecézního	arcidiecézních
datief	arcidiecéznímu		arcidiecézní	arcidiecéznímu	arcidiecézním
accusatief	arcidiecézního	arcidiecézní			arcidiecézní
vocatief	arcidiecézní				arcidiecézní
locatief	arcidiecézním		arcidiecézní	arcidiecézním	arcidiecézních
instrumentalis	arcidiecézním		arcidiecézní	arcidiecézním	arcidiecézními

Schrijfwijzen

• arcidiecésní

Verwante begrippen

• arcibiskupský

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)