-ní

  1. ter vorming van bijvoeglijk naamwoorden uit zelfstandig naamwoorden betrekking hebbend op dit grondwoord
    «hlava → hlav (vchod)»
    hoofd → hoofd(-ingang)
    «hrad → hrad (věž)»
    kasteel → kasteel(-toren)
    «obec → obec (úřad)»
    gemeente → gemeente(-kantoor)
    «obchod → obchod (dohoda)»
    handel → handel(-sovereenkomst)


-ní

  1. nominatief bezield mannelijk meervoud van -ný
  2. vocatief bezield mannelijk meervoud van -ný