-ový

  1. ter vorming van bijvoeglijk naamwoorden uit zelfstandig naamwoorden betrekking hebbend op dit grondwoord
    «atom → atomové (jádro)»
    atoom → atoom(kern)
    «čaj → čajová (lžička)»
    thee → thee(lepeltje)
    «kov → kovový (tyč)»
    metaal → metalen (staaf)
    «sníh → sníhová (vločka)»
    sneeuw → sneeuw(vlokje)
  2. (scheikunde) bepaalt een zeswaardig chemisch element in een verbinding met een oxide
    «síra → (oxid) sírový»
    zwavel → zwavel(-(III)oxide)
    «wolfram → (oxid) wolframový»
    wolfraam → wolfraam(-(IV)oxide)