• an·sjo·vis
enkelvoud meervoud
naamwoord ansjovis ansjovissen
verkleinwoord ansjovisje ansjovisjes

de ansjovism

  1. (voeding) bewerkte en gezouten kleine visjes uit de familie Engraulidae   die vooral om hun smaak aan gerechten worden toegevoegd
     Want wat is het heerlijke van ceasar salad? Die intens hartige smaak van ansjovis en parmezaan, smeuïg gemaakt met ei en dan het contrast van de iets bittere frisse sla met de stevige croutons.[4]
  2. (visserij) (straalvinnigen) benaming voor klein haringachtige vissen uit de familie Engraulidae  
     Volgens hen zijn de bijna 4500 pelikanen omgekomen door een gebrek aan een bepaald soort ansjovis.[5]
  3. (pregnant) (straalvinnigen) kleine haringachtige vis Engraulis encrasicolus   die in de wateren rond Europa voorkomt
     In Limburg telen ze de heilige boontjes, in de Oosterschelde zwemt ansjovis. Hoewel de Slow Food-beweging zich van oudsher vooral bekommert om het behoud van voedselculturen en -tradities, draait het ook om biodiversiteit en duurzame productie.[6]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. ansjovis op website: Etymologiebank.nl
  3. "ansjovis" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4.   Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Niet álles hoeft zo zoet te zijn” (29 juni 2021) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron “'Geen verband tussen sterfte dolfijnen en pelikanen Peru'” (9 mei 2012) op ad.nl  
  6.   Weblink bron
    Martine Kamsma
    “Klimaatstress in de keuken: tips voor een duurzamer eetpatroon” (9 september 2021) op nrc.nl  
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be