annualiseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van annualiseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		annualiseren			te annualiseren
	toekomend		zullen annualiseren			te zullen annualiseren
voltooid	tegenwoordig		hebben geannualiseerd			te hebben geannualiseerd
	toekomend		geannualiseerd zullen hebben			geannualiseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	annualiserend		geannualiseerd			ev. annualiseer	mv. verouderd annualiseert	annualisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	annualiseer	annualiseert	annualiseert	annualiseert	annualiseert	annualiseren	annualiseren	annualiseren
verleden (o.v.t.)	annualiseerde	annualiseerde	annualiseerde	annualiseerde	annualiseerde	annualiseerden	annualiseerden	annualiseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal annualiseren	zult/zal annualiseren	zult/zal annualiseren	zult annualiseren	zal annualiseren	zullen annualiseren	zullen annualiseren	zullen annualiseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou annualiseren	zou annualiseren	zou(dt) annualiseren	zoudt annualiseren	zou annualiseren	zouden annualiseren	zouden annualiseren	zouden annualiseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geannualiseerd	hebt geannualiseerd	hebt/heeft geannualiseerd	hebt geannualiseerd	heeft geannualiseerd	hebben geannualiseerd	hebben geannualiseerd	hebben geannualiseerd
verleden (v.v.t.)	had geannualiseerd	had geannualiseerd	had geannualiseerd	hadt geannualiseerd	had geannualiseerd	hadden geannualiseerd	hadden geannualiseerd	hadden geannualiseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geannualiseerd hebben	zal/zult geannualiseerd hebben	zult/zal geannualiseerd hebben	zult geannualiseerd hebben	zal geannualiseerd hebben	zullen geannualiseerd hebben	zullen geannualiseerd hebben	zullen geannualiseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geannualiseerd hebben	zou geannualiseerd hebben	zou/zoudt geannualiseerd hebben	zoudt geannualiseerd hebben	zou geannualiseerd hebben	zouden geannualiseerd hebben	zouden geannualiseerd hebben	zouden geannualiseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geannualiseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geannualiseerd				er is geannualiseerd
verleden	er werd geannualiseerd				er was geannualiseerd
toekomend	er zal geannualiseerd worden				er zal geannualiseerd zijn
voorwaardelijk	er zou geannualiseerd worden				er zou geannualiseerd zijn
lijdende vorm geannualiseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geannualiseerd worden			geannualiseerd te worden
	toekomend		geannualiseerd zullen worden			geannualiseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geannualiseerd zijn			geannualiseerd te zijn
	toekomend		geannualiseerd zullen zijn			geannualiseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geannualiseerd	wordt geannualiseerd	wordt geannualiseerd	wordt geannualiseerd	wordt geannualiseerd	worden geannualiseerd	worden geannualiseerd	worden geannualiseerd
verleden (o.v.t.)	werd geannualiseerd	werd geannualiseerd	werd geannualiseerd	werdt geannualiseerd	werd geannualiseerd	werden geannualiseerd	werden geannualiseerd	werden geannualiseerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geannualiseerd worden	zult geannualiseerd worden	zult geannualiseerd worden	zult geannualiseerd worden	zal geannualiseerd worden	zullen geannualiseerd worden	zullen geannualiseerd worden	zullen geannualiseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geannualiseerd worden	zou geannualiseerd worden	zou/zoudt geannualiseerd worden	zoudt geannualiseerd worden	zou geannualiseerd worden	zouden geannualiseerd worden	zouden geannualiseerd worden	zouden geannualiseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geannualiseerd	bent geannualiseerd	bent/is geannualiseerd	zijt geannualiseerd	is geannualiseerd	zijn geannualiseerd	zijn geannualiseerd	zijn geannualiseerd
verleden (v.v.t.)	was geannualiseerd	was geannualiseerd	was geannualiseerd	waart geannualiseerd	was geannualiseerd	waren geannualiseerd	waren geannualiseerd	waren geannualiseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geannualiseerd zijn	zult geannualiseerd zijn	zult geannualiseerd zijn	zult geannualiseerd zijn	zal geannualiseerd zijn	zullen geannualiseerd zijn	zullen geannualiseerd zijn	zullen geannualiseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geannualiseerd zijn	zou geannualiseerd zijn	zou/zoudt geannualiseerd zijn	zoudt geannualiseerd zijn	zou geannualiseerd zijn	zouden geannualiseerd zijn	zouden geannualiseerd zijn	zouden geannualiseerd zijn