alcoholiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van alcoholiseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | alcoholiseren | te alcoholiseren | ||||||
toekomend | zullen alcoholiseren | te zullen alcoholiseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gealcoholiseerd | te hebben gealcoholiseerd | ||||||
toekomend | gealcoholiseerd zullen hebben | gealcoholiseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
alcoholiserend | gealcoholiseerd | ev. alcoholiseer |
mv. verouderd alcoholiseert |
alcoholisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | alcoholiseer | alcoholiseert | alcoholiseert | alcoholiseert | alcoholiseert | alcoholiseren | alcoholiseren | alcoholiseren | |
verleden (o.v.t.) | alcoholiseerde | alcoholiseerde | alcoholiseerde | alcoholiseerde | alcoholiseerde | alcoholiseerden | alcoholiseerden | alcoholiseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal alcoholiseren | zult/zal alcoholiseren | zult/zal alcoholiseren | zult alcoholiseren | zal alcoholiseren | zullen alcoholiseren | zullen alcoholiseren | zullen alcoholiseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou alcoholiseren | zou alcoholiseren | zou(dt) alcoholiseren | zoudt alcoholiseren | zou alcoholiseren | zouden alcoholiseren | zouden alcoholiseren | zouden alcoholiseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gealcoholiseerd | hebt gealcoholiseerd | hebt/heeft gealcoholiseerd | hebt gealcoholiseerd | heeft gealcoholiseerd | hebben gealcoholiseerd | hebben gealcoholiseerd | hebben gealcoholiseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gealcoholiseerd | had gealcoholiseerd | had gealcoholiseerd | hadt gealcoholiseerd | had gealcoholiseerd | hadden gealcoholiseerd | hadden gealcoholiseerd | hadden gealcoholiseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealcoholiseerd hebben | zal/zult gealcoholiseerd hebben | zult/zal gealcoholiseerd hebben | zult gealcoholiseerd hebben | zal gealcoholiseerd hebben | zullen gealcoholiseerd hebben | zullen gealcoholiseerd hebben | zullen gealcoholiseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealcoholiseerd hebben | zou gealcoholiseerd hebben | zou/zoudt gealcoholiseerd hebben | zoudt gealcoholiseerd hebben | zou gealcoholiseerd hebben | zouden gealcoholiseerd hebben | zouden gealcoholiseerd hebben | zouden gealcoholiseerd hebben |