Nederlands

 
gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus)
Uitspraak
Woordafbreking
  • ahorn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘esdoorn’ voor het eerst aangetroffen in 1479 [1]
  • Ontleend aan het Duitse Ahorn. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ahorn ahornen
ahorns
verkleinwoord ahorntje ahorntjes

Zelfstandig naamwoord

de ahornm

  1. (bloemplanten) een boom of heester van het geslacht Acer
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • [1] ahorn in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] ahorn op Wikidata  

Verwijzingen