afsnauwen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afsnauwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afsnauwen | af te snauwen | ||||||||
toekomend | zullen afsnauwen af zullen snauwen |
te zullen afsnauwen af te zullen snauwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgesnauwd | te hebben afgesnauwd | ||||||||
toekomend | afgesnauwd zullen hebben | afgesnauwd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afsnauwend | afgesnauwd | ev. snauw af |
mv. verouderd snauwt af |
snauwe af (bijzin) afsnauwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | snauw af | snauwt af | snauwt af | snauwt af | snauwt af | snauwen af | snauwen af | snauwen af | |||
verleden (o.v.t.) | snauwde af | snauwde af | snauwde af | snauwde af | snauwde af | snauwden af | snauwden af | snauwden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afsnauwen | zult/zal afsnauwen | zult/zal afsnauwen | zult afsnauwen | zal afsnauwen | zullen afsnauwen | zullen afsnauwen | zullen afsnauwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afsnauwen | zou afsnauwen | zou(dt) afsnauwen | zoudt afsnauwen | zou afsnauwen | zouden afsnauwen | zouden afsnauwen | zouden afsnauwen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afsnauw | afsnauwt | afsnauwt | afsnauwt | afsnauwt | afsnauwen | afsnauwen | afsnauwen | |||
verleden (o.v.t.) | afsnauwde | afsnauwde | afsnauwde | afsnauwde | afsnauwde | afsnauwden | afsnauwden | afsnauwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afsnauwen af zal snauwen |
zult/zal afsnauwen af zult/zal snauwen |
zult/zal afsnauwen af zult/zal snauwen |
zult afsnauwen af zult snauwen |
zal afsnauwen af zal snauwen |
zullen afsnauwen af zullen snauwen |
zullen afsnauwen af zullen snauwen |
zullen afsnauwen af zullen snauwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afsnauwen af zou snauwen |
zou afsnauwen af zou snauwen |
zou(dt) afsnauwen af zou(dt) snauwen |
zoudt afsnauwen af zoudt snauwen |
zou afsnauwen af zou snauwen |
zouden afsnauwen af zouden snauwen |
zouden afsnauwen af zouden snauwen |
zouden afsnauwen af zouden snauwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgesnauwd | hebt afgesnauwd | hebt/heeft afgesnauwd | hebt afgesnauwd | heeft afgesnauwd | hebben afgesnauwd | hebben afgesnauwd | hebben afgesnauwd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgesnauwd | had afgesnauwd | had afgesnauwd | hadt afgesnauwd | had afgesnauwd | hadden afgesnauwd | hadden afgesnauwd | hadden afgesnauwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgesnauwd hebben | zal/zult afgesnauwd hebben | zult/zal afgesnauwd hebben | zult afgesnauwd hebben | zal afgesnauwd hebben | zullen afgesnauwd hebben | zullen afgesnauwd hebben | zullen afgesnauwd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgesnauwd hebben | zou afgesnauwd hebben | zou/zoudt afgesnauwd hebben | zoudt afgesnauwd hebben | zou afgesnauwd hebben | zouden afgesnauwd hebben | zouden afgesnauwd hebben | zouden afgesnauwd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgesnauwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgesnauwd | er is afgesnauwd | |||||||||
verleden | er werd afgesnauwd | er was afgesnauwd | |||||||||
toekomend | er zal afgesnauwd worden | er zal afgesnauwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgesnauwd worden | er zou afgesnauwd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgesnauwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgesnauwd worden | afgesnauwd te worden | ||||||||
toekomend | afgesnauwd zullen worden | afgesnauwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgesnauwd zijn | afgesnauwd te zijn | ||||||||
toekomend | afgesnauwd zullen zijn | afgesnauwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgesnauwd | wordt afgesnauwd | wordt afgesnauwd | wordt afgesnauwd | wordt afgesnauwd | worden afgesnauwd | worden afgesnauwd | worden afgesnauwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgesnauwd | werd afgesnauwd | werd afgesnauwd | werdt afgesnauwd | werd afgesnauwd | werden afgesnauwd | werden afgesnauwd | werden afgesnauwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgesnauwd worden | zult afgesnauwd worden | zult afgesnauwd worden | zult afgesnauwd worden | zal afgesnauwd worden | zullen afgesnauwd worden | zullen afgesnauwd worden | zullen afgesnauwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgesnauwd worden | zou afgesnauwd worden | zou/zoudt afgesnauwd worden | zoudt afgesnauwd worden | zou afgesnauwd worden | zouden afgesnauwd worden | zouden afgesnauwd worden | zouden afgesnauwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgesnauwd | bent afgesnauwd | bent/is afgesnauwd | zijt afgesnauwd | is afgesnauwd | zijn afgesnauwd | zijn afgesnauwd | zijn afgesnauwd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgesnauwd | was afgesnauwd | was afgesnauwd | waart afgesnauwd | was afgesnauwd | waren afgesnauwd | waren afgesnauwd | waren afgesnauwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgesnauwd zijn | zult afgesnauwd zijn | zult afgesnauwd zijn | zult afgesnauwd zijn | zal afgesnauwd zijn | zullen afgesnauwd zijn | zullen afgesnauwd zijn | zullen afgesnauwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgesnauwd zijn | zou afgesnauwd zijn | zou/zoudt afgesnauwd zijn | zoudt afgesnauwd zijn | zou afgesnauwd zijn | zouden afgesnauwd zijn | zouden afgesnauwd zijn | zouden afgesnauwd zijn |