afsnauwen
- af·snau·wen
- samenstelling van af bw en snauwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afsnauwen |
snauwde af |
afgesnauwd |
zwak -d | volledig |
afsnauwen
- overgankelijk iemand op geïrriteerde toon kortaf antwoorden
- Zit me toch niet zo af te snauwen, joh!
- Het woord afsnauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afsnauwen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be