achteruitschuiven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van achteruitschuiven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | achteruitschuiven | achteruit te schuiven | ||||||||
toekomend | zullen achteruitschuiven achteruit zullen schuiven |
te zullen achteruitschuiven achteruit te zullen schuiven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben achteruitgeschoven | te hebben achteruitgeschoven | ||||||||
toekomend | achteruitgeschoven zullen hebben | achteruitgeschoven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
achteruitschuivend | achteruitgeschoven | ev. schuif achteruit |
mv. verouderd schuift achteruit |
schuive achteruit (bijzin) achteruitschuive | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schuif achteruit | schuift achteruit | schuift achteruit | schuift achteruit | schuift achteruit | schuiven achteruit | schuiven achteruit | schuiven achteruit | |||
verleden (o.v.t.) | schoof achteruit | schoof achteruit | schoof achteruit | schoof achteruit | schoof achteruit | schoven achteruit | schoven achteruit | schoven achteruit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal achteruitschuiven | zult/zal achteruitschuiven | zult/zal achteruitschuiven | zult achteruitschuiven | zal achteruitschuiven | zullen achteruitschuiven | zullen achteruitschuiven | zullen achteruitschuiven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achteruitschuiven | zou achteruitschuiven | zou(dt) achteruitschuiven | zoudt achteruitschuiven | zou achteruitschuiven | zouden achteruitschuiven | zouden achteruitschuiven | zouden achteruitschuiven | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | achteruitschuif | achteruitschuift | achteruitschuift | achteruitschuift | achteruitschuift | achteruitschuiven | achteruitschuiven | achteruitschuiven | |||
verleden (o.v.t.) | achteruitschoof | achteruitschoof | achteruitschoof | achteruitschoof | achteruitschoof | achteruitschoven | achteruitschoven | achteruitschoven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal achteruitschuiven achteruit zal schuiven |
zult/zal achteruitschuiven achteruit zult/zal schuiven |
zult/zal achteruitschuiven achteruit zult/zal schuiven |
zult achteruitschuiven achteruit zult schuiven |
zal achteruitschuiven achteruit zal schuiven |
zullen achteruitschuiven achteruit zullen schuiven |
zullen achteruitschuiven achteruit zullen schuiven |
zullen achteruitschuiven achteruit zullen schuiven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achteruitschuiven achteruit zou schuiven |
zou achteruitschuiven achteruit zou schuiven |
zou(dt) achteruitschuiven achteruit zou(dt) schuiven |
zoudt achteruitschuiven achteruit zoudt schuiven |
zou achteruitschuiven achteruit zou schuiven |
zouden achteruitschuiven achteruit zouden schuiven |
zouden achteruitschuiven achteruit zouden schuiven |
zouden achteruitschuiven achteruit zouden schuiven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb achteruitgeschoven | hebt achteruitgeschoven | hebt/heeft achteruitgeschoven | hebt achteruitgeschoven | heeft achteruitgeschoven | hebben achteruitgeschoven | hebben achteruitgeschoven | hebben achteruitgeschoven | |||
verleden (v.v.t.) | had achteruitgeschoven | had achteruitgeschoven | had achteruitgeschoven | hadt achteruitgeschoven | had achteruitgeschoven | hadden achteruitgeschoven | hadden achteruitgeschoven | hadden achteruitgeschoven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal achteruitgeschoven hebben | zal/zult achteruitgeschoven hebben | zult/zal achteruitgeschoven hebben | zult achteruitgeschoven hebben | zal achteruitgeschoven hebben | zullen achteruitgeschoven hebben | zullen achteruitgeschoven hebben | zullen achteruitgeschoven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou achteruitgeschoven hebben | zou achteruitgeschoven hebben | zou/zoudt achteruitgeschoven hebben | zoudt achteruitgeschoven hebben | zou achteruitgeschoven hebben | zouden achteruitgeschoven hebben | zouden achteruitgeschoven hebben | zouden achteruitgeschoven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm achteruitgeschoven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt achteruitgeschoven | er is achteruitgeschoven | |||||||||
verleden | er werd achteruitgeschoven | er was achteruitgeschoven | |||||||||
toekomend | er zal achteruitgeschoven worden | er zal achteruitgeschoven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou achteruitgeschoven worden | er zou achteruitgeschoven zijn | |||||||||
lijdende vorm achteruitgeschoven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | achteruitgeschoven worden | achteruitgeschoven te worden | ||||||||
toekomend | achteruitgeschoven zullen worden | achteruitgeschoven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | achteruitgeschoven zijn | achteruitgeschoven te zijn | ||||||||
toekomend | achteruitgeschoven zullen zijn | achteruitgeschoven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word achteruitgeschoven | wordt achteruitgeschoven | wordt achteruitgeschoven | wordt achteruitgeschoven | wordt achteruitgeschoven | worden achteruitgeschoven | worden achteruitgeschoven | worden achteruitgeschoven | |||
verleden (o.v.t.) | werd achteruitgeschoven | werd achteruitgeschoven | werd achteruitgeschoven | werdt achteruitgeschoven | werd achteruitgeschoven | werden achteruitgeschoven | werden achteruitgeschoven | werden achteruitgeschoven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal achteruitgeschoven worden | zult achteruitgeschoven worden | zult achteruitgeschoven worden | zult achteruitgeschoven worden | zal achteruitgeschoven worden | zullen achteruitgeschoven worden | zullen achteruitgeschoven worden | zullen achteruitgeschoven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achteruitgeschoven worden | zou achteruitgeschoven worden | zou/zoudt achteruitgeschoven worden | zoudt achteruitgeschoven worden | zou achteruitgeschoven worden | zouden achteruitgeschoven worden | zouden achteruitgeschoven worden | zouden achteruitgeschoven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben achteruitgeschoven | bent achteruitgeschoven | bent/is achteruitgeschoven | zijt achteruitgeschoven | is achteruitgeschoven | zijn achteruitgeschoven | zijn achteruitgeschoven | zijn achteruitgeschoven | |||
verleden (v.v.t.) | was achteruitgeschoven | was achteruitgeschoven | was achteruitgeschoven | waart achteruitgeschoven | was achteruitgeschoven | waren achteruitgeschoven | waren achteruitgeschoven | waren achteruitgeschoven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal achteruitgeschoven zijn | zult achteruitgeschoven zijn | zult achteruitgeschoven zijn | zult achteruitgeschoven zijn | zal achteruitgeschoven zijn | zullen achteruitgeschoven zijn | zullen achteruitgeschoven zijn | zullen achteruitgeschoven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou achteruitgeschoven zijn | zou achteruitgeschoven zijn | zou/zoudt achteruitgeschoven zijn | zoudt achteruitgeschoven zijn | zou achteruitgeschoven zijn | zouden achteruitgeschoven zijn | zouden achteruitgeschoven zijn | zouden achteruitgeschoven zijn |