achterkamerpolitiek

  • ach·ter·ka·mer·po·li·tiek
enkelvoud meervoud
naamwoord achterkamerpolitiek -
verkleinwoord - -

de achterkamerpolitiekv

  1. (pejoratief) (politiek) besluitvorming zonder discussie in een volksvertegenwoordiging en met vermijding van openbaarheid
     Het Rotterdamse PvdA-raadslid Fred van Heezik zal zich vanavond onbekommerd kunnen uitspreken vóór een positief advies over de vestiging van de ertsknikkerfabriek Kruwal op de Maasvlakte. In de Rijnmondraad hoeft hij als ex-dagelijks bestuurder, noch als lid, meer uit te leggen waarop hij precies van standpunt veranderd is. Zijn eigen fractie heeft hem gisteravond uit het nest gewipt. Een verrassende ontknoping van een lang-weekend met achterkamerpolitiek van de bovenste plank.[1]
  1.   Weblink bron
    Aad v. Cortenberghe
    Van Heezik is niet dood, hij lééft in: Het vrije volk, jrg. 31 nr. 8663 (2 december 1975), De Arbeiderspers, Rotterdam, p. 4 kol. 6