openbaarheid
- open·baar·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | openbaarheid | |
verkleinwoord |
de openbaarheid v
- het zichtbaar of toegankelijk zijn voor het grote publiek
- Hij vertelde in alle openbaarheid over zijn voorgenomen huwelijk.
- De discussie over de nieuwe AZC-lokaties werd in alle openbaarheid gevoerd.
- Het woord openbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "openbaarheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be