accent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klemtoon’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Van het Latijnse accentus, voltooid deelwoord van accinere [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accent | accenten |
verkleinwoord | accentje | accentjes |
Zelfstandig naamwoord
accent o
- de manier waarop iemand de klanken uitspreekt
- Zij heeft een West-Vlaams accent.
- ▸ ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’[3]
- een teken dat op een klinker kan worden geplaatst
- Er moet nog een accent op de letter e.
- de nadruk
- Het accent zal liggen op het ontslagrecht.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- accent aigu, accent circonflexe, accent grave, accentkleur, accentloos, accentteken, accentvers, dubbel accent aigu
Vertalingen
1. de manier waarop iemand de klanken uitspreekt
2. een teken dat op een klinker kan worden geplaatst
Gangbaarheid
- Het woord accent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "accent" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "accent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ accent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be