accelereren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van accelereren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | accelereren | te accelereren | ||||||
toekomend | zullen accelereren | te zullen accelereren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geaccelereerd | te hebben geaccelereerd | ||||||
toekomend | geaccelereerd zullen hebben | geaccelereerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
accelererend | geaccelereerd | ev. accelereer |
mv. verouderd accelereert |
accelerere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | accelereer | accelereert | accelereert | accelereert | accelereert | accelereren | accelereren | accelereren | |
verleden (o.v.t.) | accelereerde | accelereerde | accelereerde | accelereerde | accelereerde | accelereerden | accelereerden | accelereerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal accelereren | zult/zal accelereren | zult/zal accelereren | zult accelereren | zal accelereren | zullen accelereren | zullen accelereren | zullen accelereren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou accelereren | zou accelereren | zou(dt) accelereren | zoudt accelereren | zou accelereren | zouden accelereren | zouden accelereren | zouden accelereren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geaccelereerd | hebt geaccelereerd | hebt/heeft geaccelereerd | hebt geaccelereerd | heeft geaccelereerd | hebben geaccelereerd | hebben geaccelereerd | hebben geaccelereerd | |
verleden (v.v.t.) | had geaccelereerd | had geaccelereerd | had geaccelereerd | hadt geaccelereerd | had geaccelereerd | hadden geaccelereerd | hadden geaccelereerd | hadden geaccelereerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geaccelereerd hebben | zal/zult geaccelereerd hebben | zult/zal geaccelereerd hebben | zult geaccelereerd hebben | zal geaccelereerd hebben | zullen geaccelereerd hebben | zullen geaccelereerd hebben | zullen geaccelereerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geaccelereerd hebben | zou geaccelereerd hebben | zou/zoudt geaccelereerd hebben | zoudt geaccelereerd hebben | zou geaccelereerd hebben | zouden geaccelereerd hebben | zouden geaccelereerd hebben | zouden geaccelereerd hebben |