accelereerde
- ac·ce·le·reer·de
vervoeging van |
---|
accelereren |
accelereerde
- enkelvoud verleden tijd van accelereren
- Ik accelereerde.
- Jij accelereerde.
- Hij, zij, het accelereerde.
- Ik accelereerde.
- Het woord accelereerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.