abnormaal
- ab·nor·maal
- In de betekenis van ‘tegen de norm’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
- Afgeleid van het Latijnse ab (weg van) en normaal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | abnormaal | abnormaler | abnormaalst |
verbogen | abnormale | abnormalere | abnormaalste |
partitief | abnormaals | abnormalers | - |
en
abnormaal
- ongewoon, bijzonder
- Hij heeft een abnormaal grote interesse in alles wat met Napoleon te maken heeft.
- ▸ Elk geluid klonk abnormaal luid: het rammelen van haar sleutels, het zoemen van de koelkast, het blazen van Brontë.[3]
- licht gek
1. ongewoon
- Het woord abnormaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abnormaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "abnormaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abnormaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Amanda Block“De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be