• on·ge·woon
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongewoon ongewoner ongewoonst
verbogen ongewone ongewonere ongewoonste
partitief ongewoons ongewoners -

ongewoon

  1. afwijkend van het normale
     Op Utrecht Centraal is het ongewoon rustig tijdens de ochtendspits deze vrijdag. Veel mensen geven gehoor aan de oproep zoveel mogelijk thuis te blijven vanwege het coronavirus, maar niet iedereen. Wie zijn de mensen die toch op pad gaan en waarom?[1]
    • De huisknecht van 'n aanstaande vrouwelijke professor vindt zelfs 't ongewoonste gewoon.[2] 
  2. niet vaak voorkomend
    • Usain Bolt leverde een ongewone prestatie op de Olympische Spelen in Peking. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  2. blz 124 Tooneel: Het wonderkind, De gescheiden tweeling, Levend speelgoed
    Jan Feith
    Uitgever S.L. van Looy, 1925
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be