aantreffen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aantreffen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aantreffen | aan te treffen | ||||||||
toekomend | zullen aantreffen aan zullen treffen |
te zullen aantreffen aan te zullen treffen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangetroffen | te hebben aangetroffen | ||||||||
toekomend | aangetroffen zullen hebben | aangetroffen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aantreffend | aangetroffen | ev. tref aan |
mv. verouderd treft aan |
treffe aan (bijzin) aantreffe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | tref aan | treft aan | treft aan | treft aan | treft aan | treffen aan | treffen aan | treffen aan | |||
verleden (o.v.t.) | trof aan | trof aan | trof aan | trof aan | trof aan | troffen aan | troffen aan | troffen aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantreffen | zult/zal aantreffen | zult/zal aantreffen | zult aantreffen | zal aantreffen | zullen aantreffen | zullen aantreffen | zullen aantreffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantreffen | zou aantreffen | zou(dt) aantreffen | zoudt aantreffen | zou aantreffen | zouden aantreffen | zouden aantreffen | zouden aantreffen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aantref | aantreft | aantreft | aantreft | aantreft | aantreffen | aantreffen | aantreffen | |||
verleden (o.v.t.) | aantrof | aantrof | aantrof | aantrof | aantrof | aantroffen | aantroffen | aantroffen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantreffen aan zal treffen |
zult/zal aantreffen aan zult/zal treffen |
zult/zal aantreffen aan zult/zal treffen |
zult aantreffen aan zult treffen |
zal aantreffen aan zal treffen |
zullen aantreffen aan zullen treffen |
zullen aantreffen aan zullen treffen |
zullen aantreffen aan zullen treffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantreffen aan zou treffen |
zou aantreffen aan zou treffen |
zou(dt) aantreffen aan zou(dt) treffen |
zoudt aantreffen aan zoudt treffen |
zou aantreffen aan zou treffen |
zouden aantreffen aan zouden treffen |
zouden aantreffen aan zouden treffen |
zouden aantreffen aan zouden treffen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangetroffen | hebt aangetroffen | hebt/heeft aangetroffen | hebt aangetroffen | heeft aangetroffen | hebben aangetroffen | hebben aangetroffen | hebben aangetroffen | |||
verleden (v.v.t.) | had aangetroffen | had aangetroffen | had aangetroffen | hadt aangetroffen | had aangetroffen | hadden aangetroffen | hadden aangetroffen | hadden aangetroffen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetroffen hebben | zal/zult aangetroffen hebben | zult/zal aangetroffen hebben | zult aangetroffen hebben | zal aangetroffen hebben | zullen aangetroffen hebben | zullen aangetroffen hebben | zullen aangetroffen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetroffen hebben | zou aangetroffen hebben | zou/zoudt aangetroffen hebben | zoudt aangetroffen hebben | zou aangetroffen hebben | zouden aangetroffen hebben | zouden aangetroffen hebben | zouden aangetroffen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangetroffen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangetroffen | er is aangetroffen | |||||||||
verleden | er werd aangetroffen | er was aangetroffen | |||||||||
toekomend | er zal aangetroffen worden | er zal aangetroffen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangetroffen worden | er zou aangetroffen zijn | |||||||||
lijdende vorm aangetroffen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangetroffen worden | aangetroffen te worden | ||||||||
toekomend | aangetroffen zullen worden | aangetroffen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangetroffen zijn | aangetroffen te zijn | ||||||||
toekomend | aangetroffen zullen zijn | aangetroffen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangetroffen | wordt aangetroffen | wordt aangetroffen | wordt aangetroffen | wordt aangetroffen | worden aangetroffen | worden aangetroffen | worden aangetroffen | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangetroffen | werd aangetroffen | werd aangetroffen | werdt aangetroffen | werd aangetroffen | werden aangetroffen | werden aangetroffen | werden aangetroffen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangetroffen worden | zult aangetroffen worden | zult aangetroffen worden | zult aangetroffen worden | zal aangetroffen worden | zullen aangetroffen worden | zullen aangetroffen worden | zullen aangetroffen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangetroffen worden | zou aangetroffen worden | zou/zoudt aangetroffen worden | zoudt aangetroffen worden | zou aangetroffen worden | zouden aangetroffen worden | zouden aangetroffen worden | zouden aangetroffen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangetroffen | bent aangetroffen | bent/is aangetroffen | zijt aangetroffen | is aangetroffen | zijn aangetroffen | zijn aangetroffen | zijn aangetroffen | |||
verleden (v.v.t.) | was aangetroffen | was aangetroffen | was aangetroffen | waart aangetroffen | was aangetroffen | waren aangetroffen | waren aangetroffen | waren aangetroffen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetroffen zijn | zult aangetroffen zijn | zult aangetroffen zijn | zult aangetroffen zijn | zal aangetroffen zijn | zullen aangetroffen zijn | zullen aangetroffen zijn | zullen aangetroffen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetroffen zijn | zou aangetroffen zijn | zou/zoudt aangetroffen zijn | zoudt aangetroffen zijn | zou aangetroffen zijn | zouden aangetroffen zijn | zouden aangetroffen zijn | zouden aangetroffen zijn |