aanstralen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanstralen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanstralen | aan te stralen | ||||||
toekomend | zullen aanstralen aan zullen stralen |
te zullen aanstralen aan te zullen stralen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | aangestraald | te aangestraald | ||||||
toekomend | aangestraald zullen | aangestraald te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
aanstralend | aangestraald | ev. straal aan |
mv. verouderd straalt aan |
strale aan (bijzin) aanstrale | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | straal aan | straalt aan | straalt aan | straalt aan | straalt aan | stralen aan | stralen aan | stralen aan | |
verleden (o.v.t.) | straalde aan | straalde aan | straalde aan | straalde aan | straalde aan | straalden aan | straalden aan | straalden aan | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanstralen | zult/zal aanstralen | zult/zal aanstralen | zult aanstralen | zal aanstralen | zullen aanstralen | zullen aanstralen | zullen aanstralen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanstralen | zou aanstralen | zou(dt) aanstralen | zoudt aanstralen | zou aanstralen | zouden aanstralen | zouden aanstralen | zouden aanstralen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aanstraal | aanstraalt | aanstraalt | aanstraalt | aanstraalt | aanstralen | aanstralen | aanstralen | |
verleden (o.v.t.) | aanstraalde | aanstraalde | aanstraalde | aanstraalde | aanstraalde | aanstraalden | aanstraalden | aanstraalden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanstralen aan zal stralen |
zult/zal aanstralen aan zult/zal stralen |
zult/zal aanstralen aan zult/zal stralen |
zult aanstralen aan zult stralen |
zal aanstralen aan zal stralen |
zullen aanstralen aan zullen stralen |
zullen aanstralen aan zullen stralen |
zullen aanstralen aan zullen stralen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanstralen aan zou stralen |
zou aanstralen aan zou stralen |
zou(dt) aanstralen aan zou(dt) stralen |
zoudt aanstralen aan zoudt stralen |
zou aanstralen aan zou stralen |
zouden aanstralen aan zouden stralen |
zouden aanstralen aan zouden stralen |
zouden aanstralen aan zouden stralen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |