aansporen
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aansporen | aangespoord |
aansporing |
- aan·spo·ren
- samenstelling van aan en sporen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansporen |
spoorde aan |
aangespoord |
zwak -d | volledig |
aansporen
- overgankelijk nadrukkelijk aanzetten tot een bepaalde actie
- Zij werden aangespoord door hun supporters om niet op te geven.
- ▸ Hoewel sommige hersencellen haar aanspoorden tot vriendelijke lichaamstaal, wilde een bepaald gedeelte hieraan niet meewerken.[2]
- ▸ Kardashian droeg de originele jurk overigens alleen op de rode loper; eenmaal binnen trok de realityster een replica van de jurk aan. Toch kwam er vandaag kritiek vanuit de museumwereld: conservatoren wezen op de kwetsbaarheid van historische kledingstukken en vrezen dat Kardashian met haar keuze anderen aanspoort om ontwerpen te dragen die achter glas thuishoren.[3]
1. opwekken
- Het woord aansporen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aansporen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ aansporen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Susan Sjouwerman“Op rode loper van het Met Gala is niet alleen de dresscode belangrijk” (3 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be