Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·po·le·ar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
espolear
espoleaba
espoleado
volledig

Werkwoord

espolear

  1. aanmoedigen, aansporen, aanzetten, aandrijven, drijven
  2. sporen, de sporen geven aan (een paard)

Verwijzingen