aansmeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aansmeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aansmeren | aan te smeren | ||||||||
toekomend | zullen aansmeren aan zullen smeren |
te zullen aansmeren aan te zullen smeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangesmeerd | te hebben aangesmeerd | ||||||||
toekomend | aangesmeerd zullen hebben | aangesmeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aansmerend | aangesmeerd | ev. smeer aan |
mv. verouderd smeert aan |
smere aan (bijzin) aansmere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smeer aan | smeert aan | smeert aan | smeert aan | smeert aan | smeren aan | smeren aan | smeren aan | |||
verleden (o.v.t.) | smeerde aan | smeerde aan | smeerde aan | smeerde aan | smeerde aan | smeerden aan | smeerden aan | smeerden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aansmeren | zult/zal aansmeren | zult/zal aansmeren | zult aansmeren | zal aansmeren | zullen aansmeren | zullen aansmeren | zullen aansmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aansmeren | zou aansmeren | zou(dt) aansmeren | zoudt aansmeren | zou aansmeren | zouden aansmeren | zouden aansmeren | zouden aansmeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aansmeer | aansmeert | aansmeert | aansmeert | aansmeert | aansmeren | aansmeren | aansmeren | |||
verleden (o.v.t.) | aansmeerde | aansmeerde | aansmeerde | aansmeerde | aansmeerde | aansmeerden | aansmeerden | aansmeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aansmeren aan zal smeren |
zult/zal aansmeren aan zult/zal smeren |
zult/zal aansmeren aan zult/zal smeren |
zult aansmeren aan zult smeren |
zal aansmeren aan zal smeren |
zullen aansmeren aan zullen smeren |
zullen aansmeren aan zullen smeren |
zullen aansmeren aan zullen smeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aansmeren aan zou smeren |
zou aansmeren aan zou smeren |
zou(dt) aansmeren aan zou(dt) smeren |
zoudt aansmeren aan zoudt smeren |
zou aansmeren aan zou smeren |
zouden aansmeren aan zouden smeren |
zouden aansmeren aan zouden smeren |
zouden aansmeren aan zouden smeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangesmeerd | hebt aangesmeerd | hebt/heeft aangesmeerd | hebt aangesmeerd | heeft aangesmeerd | hebben aangesmeerd | hebben aangesmeerd | hebben aangesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangesmeerd | had aangesmeerd | had aangesmeerd | hadt aangesmeerd | had aangesmeerd | hadden aangesmeerd | hadden aangesmeerd | hadden aangesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangesmeerd hebben | zal/zult aangesmeerd hebben | zult/zal aangesmeerd hebben | zult aangesmeerd hebben | zal aangesmeerd hebben | zullen aangesmeerd hebben | zullen aangesmeerd hebben | zullen aangesmeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangesmeerd hebben | zou aangesmeerd hebben | zou/zoudt aangesmeerd hebben | zoudt aangesmeerd hebben | zou aangesmeerd hebben | zouden aangesmeerd hebben | zouden aangesmeerd hebben | zouden aangesmeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangesmeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangesmeerd | er is aangesmeerd | |||||||||
verleden | er werd aangesmeerd | er was aangesmeerd | |||||||||
toekomend | er zal aangesmeerd worden | er zal aangesmeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangesmeerd worden | er zou aangesmeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangesmeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangesmeerd worden | aangesmeerd te worden | ||||||||
toekomend | aangesmeerd zullen worden | aangesmeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangesmeerd zijn | aangesmeerd te zijn | ||||||||
toekomend | aangesmeerd zullen zijn | aangesmeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangesmeerd | wordt aangesmeerd | wordt aangesmeerd | wordt aangesmeerd | wordt aangesmeerd | worden aangesmeerd | worden aangesmeerd | worden aangesmeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangesmeerd | werd aangesmeerd | werd aangesmeerd | werdt aangesmeerd | werd aangesmeerd | werden aangesmeerd | werden aangesmeerd | werden aangesmeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangesmeerd worden | zult aangesmeerd worden | zult aangesmeerd worden | zult aangesmeerd worden | zal aangesmeerd worden | zullen aangesmeerd worden | zullen aangesmeerd worden | zullen aangesmeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangesmeerd worden | zou aangesmeerd worden | zou/zoudt aangesmeerd worden | zoudt aangesmeerd worden | zou aangesmeerd worden | zouden aangesmeerd worden | zouden aangesmeerd worden | zouden aangesmeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangesmeerd | bent aangesmeerd | bent/is aangesmeerd | zijt aangesmeerd | is aangesmeerd | zijn aangesmeerd | zijn aangesmeerd | zijn aangesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangesmeerd | was aangesmeerd | was aangesmeerd | waart aangesmeerd | was aangesmeerd | waren aangesmeerd | waren aangesmeerd | waren aangesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangesmeerd zijn | zult aangesmeerd zijn | zult aangesmeerd zijn | zult aangesmeerd zijn | zal aangesmeerd zijn | zullen aangesmeerd zijn | zullen aangesmeerd zijn | zullen aangesmeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangesmeerd zijn | zou aangesmeerd zijn | zou/zoudt aangesmeerd zijn | zoudt aangesmeerd zijn | zou aangesmeerd zijn | zouden aangesmeerd zijn | zouden aangesmeerd zijn | zouden aangesmeerd zijn |