aanschaffen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanschaffen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanschaffen | aan te schaffen | ||||||||
toekomend | zullen aanschaffen aan zullen schaffen |
te zullen aanschaffen aan te zullen schaffen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangeschaft | te hebben aangeschaft | ||||||||
toekomend | aangeschaft zullen hebben | aangeschaft te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanschaffend | aangeschaft | ev. schaf aan |
mv. verouderd schaft aan |
schaffe aan (bijzin) aanschaffe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schaf aan | schaft aan | schaft aan | schaft aan | schaft aan | schaffen aan | schaffen aan | schaffen aan | |||
verleden (o.v.t.) | schafte aan | schafte aan | schafte aan | schafte aan | schafte aan | schaften aan | schaften aan | schaften aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanschaffen | zult/zal aanschaffen | zult/zal aanschaffen | zult aanschaffen | zal aanschaffen | zullen aanschaffen | zullen aanschaffen | zullen aanschaffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanschaffen | zou aanschaffen | zou(dt) aanschaffen | zoudt aanschaffen | zou aanschaffen | zouden aanschaffen | zouden aanschaffen | zouden aanschaffen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanschaf | aanschaft | aanschaft | aanschaft | aanschaft | aanschaffen | aanschaffen | aanschaffen | |||
verleden (o.v.t.) | aanschafte | aanschafte | aanschafte | aanschafte | aanschafte | aanschaften | aanschaften | aanschaften | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanschaffen aan zal schaffen |
zult/zal aanschaffen aan zult/zal schaffen |
zult/zal aanschaffen aan zult/zal schaffen |
zult aanschaffen aan zult schaffen |
zal aanschaffen aan zal schaffen |
zullen aanschaffen aan zullen schaffen |
zullen aanschaffen aan zullen schaffen |
zullen aanschaffen aan zullen schaffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanschaffen aan zou schaffen |
zou aanschaffen aan zou schaffen |
zou(dt) aanschaffen aan zou(dt) schaffen |
zoudt aanschaffen aan zoudt schaffen |
zou aanschaffen aan zou schaffen |
zouden aanschaffen aan zouden schaffen |
zouden aanschaffen aan zouden schaffen |
zouden aanschaffen aan zouden schaffen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangeschaft | hebt aangeschaft | hebt/heeft aangeschaft | hebt aangeschaft | heeft aangeschaft | hebben aangeschaft | hebben aangeschaft | hebben aangeschaft | |||
verleden (v.v.t.) | had aangeschaft | had aangeschaft | had aangeschaft | hadt aangeschaft | had aangeschaft | hadden aangeschaft | hadden aangeschaft | hadden aangeschaft | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeschaft hebben | zal/zult aangeschaft hebben | zult/zal aangeschaft hebben | zult aangeschaft hebben | zal aangeschaft hebben | zullen aangeschaft hebben | zullen aangeschaft hebben | zullen aangeschaft hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeschaft hebben | zou aangeschaft hebben | zou/zoudt aangeschaft hebben | zoudt aangeschaft hebben | zou aangeschaft hebben | zouden aangeschaft hebben | zouden aangeschaft hebben | zouden aangeschaft hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangeschaft worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangeschaft | er is aangeschaft | |||||||||
verleden | er werd aangeschaft | er was aangeschaft | |||||||||
toekomend | er zal aangeschaft worden | er zal aangeschaft zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangeschaft worden | er zou aangeschaft zijn | |||||||||
lijdende vorm aangeschaft worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangeschaft worden | aangeschaft te worden | ||||||||
toekomend | aangeschaft zullen worden | aangeschaft te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangeschaft zijn | aangeschaft te zijn | ||||||||
toekomend | aangeschaft zullen zijn | aangeschaft te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangeschaft | wordt aangeschaft | wordt aangeschaft | wordt aangeschaft | wordt aangeschaft | worden aangeschaft | worden aangeschaft | worden aangeschaft | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangeschaft | werd aangeschaft | werd aangeschaft | werdt aangeschaft | werd aangeschaft | werden aangeschaft | werden aangeschaft | werden aangeschaft | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangeschaft worden | zult aangeschaft worden | zult aangeschaft worden | zult aangeschaft worden | zal aangeschaft worden | zullen aangeschaft worden | zullen aangeschaft worden | zullen aangeschaft worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangeschaft worden | zou aangeschaft worden | zou/zoudt aangeschaft worden | zoudt aangeschaft worden | zou aangeschaft worden | zouden aangeschaft worden | zouden aangeschaft worden | zouden aangeschaft worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangeschaft | bent aangeschaft | bent/is aangeschaft | zijt aangeschaft | is aangeschaft | zijn aangeschaft | zijn aangeschaft | zijn aangeschaft | |||
verleden (v.v.t.) | was aangeschaft | was aangeschaft | was aangeschaft | waart aangeschaft | was aangeschaft | waren aangeschaft | waren aangeschaft | waren aangeschaft | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeschaft zijn | zult aangeschaft zijn | zult aangeschaft zijn | zult aangeschaft zijn | zal aangeschaft zijn | zullen aangeschaft zijn | zullen aangeschaft zijn | zullen aangeschaft zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeschaft zijn | zou aangeschaft zijn | zou/zoudt aangeschaft zijn | zoudt aangeschaft zijn | zou aangeschaft zijn | zouden aangeschaft zijn | zouden aangeschaft zijn | zouden aangeschaft zijn |