aanranden
- aan·ran·den
- In de betekenis van ‘iemand te lijf gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1], in de 20e eeuw, ook in de eufemistische betekenis (aanvankelijk met de toevoeging "eerbaarheid") van 'iemand dwingen tot onzedelijke handelingen'. De laatstgenoemde betekenis is tegenwoordig de dominante.
- Uit het Middelnederlands anransen '(fysiek) aanvallen, aantasten', waarschijnlijk ontleend aan het Duits anranzen 'iemand uitschelden'. [2]
- Volksetymologisch gereïnterpreteerd als een samenstelling van aan vz en randen ww 'tekeergaan'.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanranden |
randde aan |
aangerand |
zwak -d | volledig |
aanranden
- overgankelijk (verouderd) iemand te lijf gaan, fysiek aanvallen
- ▸ De Duitsche krijgsraad in Nederland veroordeelde een tramconducteur en een jong meisje elk tot één Jaar gevangenisstraf, respectievelijk wegens het aanranden en het beschimpen van Duitsche soldaten.[3]
- overgankelijk (sinds de 20e eeuw) bij iemand ontuchtige, niet-penetratieve handelingen afdwingen, iemand dwingen tot seksueel contact, zonder penetratie (met de geslachtsdelen of vingers) in de vagina of anus.
- ▸ De Rechtbank te Middelburg heeft, wegens feitelijk aanranden van de eerbaarheid, den 20-jarigen Schippersknecht C. L„ te Ierseke, veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf.[4]
- ▸ Gister-avond werd in de Groene Hillelaan te Rotterdam een 20-jarig meisje door een onbekend persoon aangerand. Op haar hulpgeroep nam de aanrander de vlucht. Later is op grond van het door het meisje opgegeven signalement aangehouden en ter beschikking van de zedenpolitie gesteld de bootwerker C. d. M.[5]
- De man randde de jonge vrouw aan en kwam daardoor voor lange tijd in de gevangenis terecht.
- overgankelijk (verouderd) iets (een verdrag, vrijheid, waardigheid) aantasten
- ▸ De Gen. Synode van 1923 sprak hierover als haar oordeel uit, dat dergelijke verbintenis van de kerken tegenover elkander niet ongeoorloofd was, indien maar gewaakt werd: a. dat het plichtsbesef der plaatselijke kerken, om voor haar eigen emeritus-predikant of weduwe te zorgen, niet wordt verzwakt, b. dat de meerdere vergaderingen niet de vrijheid der plaatselijke kerken mogen aanranden door haar een dergelijke regeling op te dringen;[6]
1. fysiek aanvallen
2. iemand dwingen tot ontuchtige handelingen (zonder penetratie)
3. aantasten
- Het woord aanranden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanranden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aanranden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aanranden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Aanranden en Beschimpen in: Bataviaasch nieuwsblad, Batavia (13 maart 1941), Kolff & Co., p. 1.
- ↑ Weblink bron Rechtszaken in: Het nieuws van den dag, kleine courant, Amsterdam (14-12-1908), p. 11.
- ↑ Weblink bron Meisje te Rotterdam aangerand. in: Haagsche courant, 's-Gravenhage (12-01-1916), p. 9.
- ↑ Weblink bron Kerkelijk Leven, naar welken maatstaf?, jrg 77, 1929, no 31 in: De bazuin, gereformeerde stemmen uit de Christelijke Afgescheidene Kerk in Nederland-kerk-, nieuws- en advertentieblad (02-08-1929), Wilson & Co, Meppel, p. 1.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be