• sek·su·eel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. het natuurlijk geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van seks met het achtervoegsel -eel
  • afgeleid van het Franse sexuel (met het achtervoegsel -eel) [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen seksueel seksueler seksueelst
verbogen seksuele seksuelere seksueelste
partitief seksueels seksuelers -

seksueel

  1. (seksualiteit) op de geslachtsdrift betrekking hebbend
    • Dit is onderdeel van de seksuele voorlichting. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]