aandoen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aandoen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aandoen | aan te doen | ||||||||
toekomend | zullen aandoen aan zullen doen |
te zullen aandoen aan te zullen doen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangedaan | te hebben aangedaan | ||||||||
toekomend | aangedaan zullen hebben | aangedaan te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aandoend | aangedaan | ev. doe aan |
mv. verouderd doet aan |
doe aan (bijzin) aandoe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doe aan | doet aan | doet aan | doet aan | doet aan | doen aan | doen aan | doen aan | |||
verleden (o.v.t.) | deed aan | deed aan | deed aan | deedt aan | deed aan | deden aan | deden aan | deden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandoen | zult/zal aandoen | zult/zal aandoen | zult aandoen | zal aandoen | zullen aandoen | zullen aandoen | zullen aandoen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandoen | zou aandoen | zou(dt) aandoen | zoudt aandoen | zou aandoen | zouden aandoen | zouden aandoen | zouden aandoen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aandoe | aandoet | aandoet | aandoet | aandoet | aandoen | aandoen | aandoen | |||
verleden (o.v.t.) | aandeed | aandeed | aandeed | aandeed | aandeed | aandeden | aandeden | aandeden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandoen aan zal doen |
zult/zal aandoen aan zult/zal doen |
zult/zal aandoen aan zult/zal doen |
zult aandoen aan zult doen |
zal aandoen aan zal doen |
zullen aandoen aan zullen doen |
zullen aandoen aan zullen doen |
zullen aandoen aan zullen doen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandoen aan zou doen |
zou aandoen aan zou doen |
zou(dt) aandoen aan zou(dt) doen |
zoudt aandoen aan zoudt doen |
zou aandoen aan zou doen |
zouden aandoen aan zouden doen |
zouden aandoen aan zouden doen |
zouden aandoen aan zouden doen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangedaan | hebt aangedaan | hebt/heeft aangedaan | hebt aangedaan | heeft aangedaan | hebben aangedaan | hebben aangedaan | hebben aangedaan | |||
verleden (v.v.t.) | had aangedaan | had aangedaan | had aangedaan | hadt aangedaan | had aangedaan | hadden aangedaan | hadden aangedaan | hadden aangedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangedaan hebben | zal/zult aangedaan hebben | zult/zal aangedaan hebben | zult aangedaan hebben | zal aangedaan hebben | zullen aangedaan hebben | zullen aangedaan hebben | zullen aangedaan hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangedaan hebben | zou aangedaan hebben | zou/zoudt aangedaan hebben | zoudt aangedaan hebben | zou aangedaan hebben | zouden aangedaan hebben | zouden aangedaan hebben | zouden aangedaan hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangedaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangedaan | er is aangedaan | |||||||||
verleden | er werd aangedaan | er was aangedaan | |||||||||
toekomend | er zal aangedaan worden | er zal aangedaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangedaan worden | er zou aangedaan zijn | |||||||||
lijdende vorm aangedaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangedaan worden | aangedaan te worden | ||||||||
toekomend | aangedaan zullen worden | aangedaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangedaan zijn | aangedaan te zijn | ||||||||
toekomend | aangedaan zullen zijn | aangedaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangedaan | wordt aangedaan | wordt aangedaan | wordt aangedaan | wordt aangedaan | worden aangedaan | worden aangedaan | worden aangedaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangedaan | werd aangedaan | werd aangedaan | werdt aangedaan | werd aangedaan | werden aangedaan | werden aangedaan | werden aangedaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangedaan worden | zult aangedaan worden | zult aangedaan worden | zult aangedaan worden | zal aangedaan worden | zullen aangedaan worden | zullen aangedaan worden | zullen aangedaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangedaan worden | zou aangedaan worden | zou/zoudt aangedaan worden | zoudt aangedaan worden | zou aangedaan worden | zouden aangedaan worden | zouden aangedaan worden | zouden aangedaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangedaan | bent aangedaan | bent/is aangedaan | zijt aangedaan | is aangedaan | zijn aangedaan | zijn aangedaan | zijn aangedaan | |||
verleden (v.v.t.) | was aangedaan | was aangedaan | was aangedaan | waart aangedaan | was aangedaan | waren aangedaan | waren aangedaan | waren aangedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangedaan zijn | zult aangedaan zijn | zult aangedaan zijn | zult aangedaan zijn | zal aangedaan zijn | zullen aangedaan zijn | zullen aangedaan zijn | zullen aangedaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangedaan zijn | zou aangedaan zijn | zou/zoudt aangedaan zijn | zoudt aangedaan zijn | zou aangedaan zijn | zouden aangedaan zijn | zouden aangedaan zijn | zouden aangedaan zijn |