aanbelanden
- Geluid: aanbelanden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambəˌlandə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·be·lan·den
- samenstelling van aan en belanden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbelanden |
belandde aan |
aanbeland |
zwak -d | volledig |
aanbelanden
- ergatief ergens terechtkomen, oorspronkelijk per schip
- Columbus dacht dat hij in Indië zou aanbelanden.
- We zijn aanbeland bij hoofdstuk zeven.
1. ergens terechtkomen
- Het woord aanbelanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbelanden" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be