Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
arriver
/ɑʁive/
arrivais
/ɑʁivɛ/
arrivé
/ɑʁive/
eerste groep volledig

Werkwoord

arriver

  1. aankomen
  2. overkomen, gebeuren