belanden
- be·lan·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
belanden |
belandde |
beland |
zwak -d | volledig |
belanden
- ergatief min of meer bij toeval op een bepaalde plaats geraken, terechtkomen
- ergatief, (scheepvaart) met het schip onverhoeds aan land geraken
- De zware storm deed ze op een onbewoond eiland belanden.
- [2] terechtkomen, stranden
1. min of meer bij toeval op een bepaalde plaats geraken
- Het woord belanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belanden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be