havne
- hav·ne
- [A] Afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord hamn
- [B] Afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord hafna
Naar frequentie | 9114 |
---|
[A] havne
- overgankelijk (om dieren) grazen, weiden
- overgankelijk (om mensen) vee op de wei hebben, vee laten weiden
- [1-2]: hamne
- [1-2]: beite
[B] havne
- onovergankelijk belanden
- «Bil kjørte av veien og havnet på taket ved E6 i Skjeberg.»
- Een Auto reed van de weg en belandde op het dak op de E6 in Skjeberg.
- «Bil kjørte av veien og havnet på taket ved E6 i Skjeberg.»