havende
- ha·ven·de
vervoeging van |
---|
havenen |
havende
- enkelvoud verleden tijd van havenen
- Ik havende.
- Jij havende.
- Hij, zij, het havende.
- Ik havende.
- Het woord havende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
havenen |
havende