weiden
Niet te verwarren met: wijden |
- wei·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
weiden |
weidde |
geweid |
zwak -d | volledig |
weiden
- overgankelijk vee op een stuk grond laten grazen
- De herder weidde zijn kudde schapen op de heide.
1. vee op een stuk grond laten grazen
de weiden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord weide
- ▸ Ondertussen was de herfst in Washington overal zichtbaar om me heen en op de heuvels zag je een lappendeken aan kleuren: rode herfstbladeren, weelderige okergele weiden, mosgroene bossen, turquoise meren en verse witte bergpieken.[3]
- Het woord weiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weiden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weiden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weiden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be