uitweiden
Niet te verwarren met: uitwijden |
- uit·wei·den
- In de betekenis van ‘in den brede behandelen’ voor het eerst aangetroffen in 1644 [1]
- samenstelling van uit bw en weiden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitweiden |
weidde uit |
uitgeweid |
zwak -d | volledig |
uitweiden
- inergatief ~ over uitgebreid, breedvoerig iets bespreken
- Er werd eindeloos uitgeweid over de klimaatsproblemen, maar tot weinig actie besloten.
- overgankelijk (landbouw) de ingewanden van dieren verwijderen en over het land verspreiden
- Ingewanden, kunnen die nog zo maar uitgeweid worden?
- Het woord uitweiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitweiden" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "uitweiden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be