aanaarden
- aan·aar·den
samenstelling van aan en aarden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanaarden |
aardde aan |
aangeaard |
zwak -d | volledig |
aanaarden
- overgankelijk (landbouw) de grond rondom ophogen, met aarde bedekken
- Aardappels kun je aanaarden, waarmee je voorkomt dat de opgroeiende knollen aan het oppervlak komen en verkleuren.
1. de grond rondom ophogen
- Het woord aanaarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanaarden" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be