ohm
Niet te verwarren met: oom |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ohm
Woordherkomst en -opbouw
- van Duits Ohm, eponiem, genoemd naar de 19e eeuwse Duitse wis- en natuurkundige G.S. Ohm , in de betekenis van ‘eenheid van weerstand’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ohm | ohms |
verkleinwoord | ohmpje | ohmpjes |
Zelfstandig naamwoord
- (natuurkunde), (eenheid) SI-eenheid van elektrische weerstand, weergegeven met symbool Ω
- De grootheid "weerstand" (symbool: R) wordt uitgedrukt in de eenheid ohm (symbool: Ω).
Antoniemen
Afgeleide begrippen
eenheden van ohm in het Nederlands (nld) |
---|
yocto-ohm • zepto-ohm • atto-ohm • femto-ohm • pico-ohm • nano-ohm • micro-ohm • milliohm • centiohm • deciohm • ohm • decaohm • hecto-ohm • kilo-ohm • megaohm • gigaohm • teraohm • petaohm • exaohm • zettaohm • yottaohm |
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ohm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ohm" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ohm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
ohm
Frans
Zelfstandig naamwoord
ohm