Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: oom
Georg Ohm

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ohm
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Ohm, eponiem, genoemd naar de 19e eeuwse Duitse wis- en natuurkundige G.S. Ohm  , in de betekenis van ‘eenheid van weerstand’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ohm ohms
verkleinwoord ohmpje ohmpjes

Zelfstandig naamwoord

ohm m en o

  1. (natuurkunde), (eenheid) SI-eenheid van elektrische weerstand, weergegeven met symbool Ω
    • De grootheid "weerstand" (symbool: R) wordt uitgedrukt in de eenheid ohm (symbool: Ω). 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

ohm

  1. ohm


Frans

Zelfstandig naamwoord

ohm

  1. ohm