• Rot·te
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Rotte Rottes -
verkleinwoord - - -

Rotte v/m[1]

  1. (toponiem: rivier) riviertje in Zuid-Holland waaraan Rotterdam zijn naam dankt
    • In 1270 werd er een dam in de Rotte gelegd om het Maaswater buiten te houden. 
  1. rivieren genus op VRT Taalnet
  • Rot·te
  • [A] Ontwikkeld uit Middelhoogduits rot(t)e “een groep soldaten”, “zooitje mensen” (uit Oudfrans rote “groepje, afdeling”). [1]
  • [B] Afgeleid van het werkwoord rotten.
  • [C] Ontleend aan laat-Latijn rotta (uit een Keltische taal).

[A] Rotte v

  1. (militair) achter elkaar opgestelde rij manschappen
  2. (militair) een patrouille van twee vliegtuigen of schepen
  3. (beroep) (spoorwegen) een ploeg spoorarbeiders
  4. (beroep) (bosbouw) een ploeg houthakkers
  5. (pejoratief) een zooitje ongeregeld
  6. (jachttaal) rotte, een groep wilde zwijnen (en andere wilde dieren)
  7. (Oostenrijk) een gehucht van enkele, afgelegen huizen

[B] Rotte v

  1. (wetenschap) proces van verrotten, rotting

[C] Rotte v

  1. (muziekinstrument) een type snaarinstrument
  1.   Weblink bron
    Wolfgang Pfeifer et al.
    Rotte in: Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de