Regge
- Reg·ge
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Regge | Regges | - |
verkleinwoord | - | - | - |
- (toponiem: rivier) rivier in Overijssel
- Voordat de Regge werd gekanaliseerd, kende deze rivier vaak overstromingen.
- Het woord 'Regge' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ rivieren genus op VRT Taalnet
- Reg·ge
- Afkomstig van het Duitse woord Regen zn , dat van het Middelhoogduitse zelfstandige namwoord regen komt, dat weer van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord regan komt
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Regge | der Regge | Regge | die Regge |
datief | em Regge | me Regge | Regge | de Regge |
accusatief | en Regge | der Regge | Regge | die Regge |
Regge, m
- (meteorologie) regen
- «Abrill iss en scheene Zeit mit Regge un Sunneschein dadrin.»
- April is een mooie tijd met regen en zonneschijn erin.
- «Abrill iss en scheene Zeit mit Regge un Sunneschein dadrin.»
-
Regge
Regen op een autoruit
- Wann die Schpinne Neschder uff es Graas baue, gebt’s Regge.
(letterlijk: Wanneer de spinnen nesten bouwen op het gras, is er regen.)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.