• Jah·we
  • In de joodse traditie wordt de naam van God in teksten wel gespeld als יהוה (JHWH), maar niet uitgesproken: in plaats daarvan wordt אֲדֹנָי (adonai) gezegd. Uitgaande van wat bekend is over het oude Hebreeuws en van uitspraken die in andere talen uit die tijd over de joodse godsdienst werden gedaan is "jahwe(h)" of misschien "ja(h)" als meest waarschijnlijke uitspraak gereconstrueerd.[1]
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Jahwe Jahwes -
verkleinwoord - - -

Jahwe m

  1. (religie) interpretatie van de Hebreeuwse naam van het Opperwezen (vooral in wetenschappelijke beschouwingen, hoewel het de tweede helft van de twintigste eeuw ook in enkele rooms-katholieke bijbelvertalingen is gebruikt)
    • Jona heeft de bewoners van Ninive aangezegd dat ze het te bont hebben gemaakt en dat, als ze niet op een andere wijze hun leven gaan leven, Jahwe zal ingrijpen. [2]
  • Adonai (in het Hebreeuws gebruikte naam)
  • Heer (begin 21e eeuw meest gangbare vertaling)
  • Here (in de Statenvertaling en bij meer traditionele protestanten
  • Jehova (oorspronkelijke vertaling, in gebruik bij sommige protestanten)