Jehova
Niet te verwarren met: jehova |
- Je·ho·va
- In de joodse traditie werd de naam van God "Jahweh" in teksten gespeld als יהוה (JHWH), maar zelf niet uitgesproken: in plaats daarvan werd אֲדֹנָי (adonai) gezegd, wat werd aangegeven met de klinkertekens van dat woord. Oude protestante bijbelvertalingen combineerden deze klinkers en medeklinkers tot de naam Jehovah. Om de uitspraak in het Nederlands beter weer te geven, is de -h in de gangbare spelling vervallen. [1][2]
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Jehova | Jehovas | - |
verkleinwoord | - | - | - |
Jehova m
- (religie) (protestantisme) andere naam voor Jahweh, de Hebreeuwse naam van het Opperwezen
- Jehova zelf zo zegt de ironische schrijver, gaf zijn aanbidders een voorbeeld van ledigheid: hij schiep de wereld, na zes dagen arbeid, ‘en nam verder voor eeuwig rust’. [3]
- Jehovah (oorspronkelijke vertaling, in gebruik bij "Jehovahs getuigen"; jehova's is geen naam die zij voor zichzelf gebruiken)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jehova op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Constandse, A.L.Anarchisme van de daad. (1969) Kruseman, Den Haag; p. 165; geraadpleegd 2016-09-27
- Het woord Jehova staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.