• Gro·te Ver·zoen·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord Grote Verzoendag -
verkleinwoord - -

de Grote Verzoendagm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) (feest) feestdag van verzoening, dag van vasten en boetedoening op 10 tisjri
     Het doel van Grote Verzoendag is je te doordringen van wat je het afgelopen jaar verkeerd hebt gedaan. Wie heb je gekwetst, benadeeld, genegeerd? De tien dagen vóór Grote Verzoendag moet je gebruiken om het met die personen weer goed te maken. Op de dag zelf bekennen we met zijn allen dat we fouten maken en vragen we om vergeving. Met negenhonderd mensen tegelijk zingen we de Hebreeuwse tekst die de misstappen van de mens opsommen: machtsmisbruik, haat, roddel, vreemd gaan en nog veertien andere.[3]
     De vriendin die mij meenam fluisterde dat de Grote Verzoendag voor de joden als Kerst voor de christenen is, ineens komt iedereen naar de synagoge toe.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  3.   Weblink bron
    Martijn Katan
    “Zin in vaste rituelen” (4 oktober 2014) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Simone van Saarloos
    “Jom Kippoer en de veilige houvast van het cynisme” (6 oktober 2014) op nrc.nl