Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: verzoendag


  • Ver·zoen·dag
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Verzoendag Verzoendags -
verkleinwoord - - -

de Verzoendagm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) (feest) feestdag van verzoening, dag van vasten en boetedoening op 10 tisjri
     Maar zij werd van een halve dag vasten al zo flauw, en dan kreeg ze, zelfs op de Verzoendag, altijd trek in krentenbroodjes en dan dacht ze voortdurend aan krentenbroodjes, terwijl de mannen in hun doodskleren stonden en baden in kaarslicht, - zodat ze zich er zelf voor schaamde.[3]
   1. zie: Grote Verzoendag