• zwa·luw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaluw zwaluwen
verkleinwoord zwaluwtje zwaluwtjes

de zwaluwv / m

  1. (zangvogels) benaming voor trekvogels uit de familie Hirundinidae  , die van insecten leven
     Zwaluwen doken om mijn oren en voor me uit.[4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]