• zwaar·wich·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwaarwichtig zwaarwichtiger zwaarwichtigst
verbogen zwaarwichtige zwaarwichtigere zwaarwichtigste
partitief zwaarwichtigs zwaarwichtigers -

zwaarwichtig [1]

  1. zwaar van gewicht
    • Zij is een zwaarwichtige vrouw. 
  2. zeer belangrijk
    • Dit is een zwaarwichtig proefwerk, dus leer het goed! 

zwaarwichtig

  1. gewichtig wordend
    • De waarde nam snel zwaarwichtig toe. 
92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]