značka v

  1. kenteken
  • awtowa značka v


značka v

  1. teken, symbool
  2. merk, logo


  • znač·ka
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord znak met het achtervoegsel -ka

značka v

  1. teken, symbool, kenteken
    «Tato dopravní značka znamená „Zákaz stání“.»
    Dit verkeersteken betekent "Stilstaan verboden".
  2. merk, logo
    «Puma je značka sportovních bot a oblečení.»
    Puma is een merk sportschoenen en kleding.
  3. (informatica) tag; een (relevant) sleutelwoord geassocieerd met, toegewezen aan of opgenomen in een digitaal bestand (zoals afbeeldingen, video, audio, tekst)
  1. znak monbezield, symbol monbezield, znamení o, označení o
  2. známka v, logo o, označení o