• zil·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ziltig ziltiger ziltigst
verbogen ziltige ziltigere ziltigste
partitief ziltigs ziltigers -

ziltig [2]

  1. met een zoute smaak
    • "Een goed betaalbaar alternatief en ook nog eens diervriendelijk. De smaak is bijzonder; het is licht ziltig en romig. De eitjes, die je samen proeft met een saus op basis van crème fraiche en gesnipperd ei, exploderen als het ware in je mond. Viskuit en aardappel gaan al tijden goed samen. Sla er de oude kookboeken maar op na," aldus Roos. [3] 
    • Ik druppel dan wat citroen en wodka op de oester, zodat je een smaakcombinatie krijgt van zoet, zuur en ziltig. Soms probeer ik mensen over te halen om te proeven. Meestal met een grapje. Dan zeg ik: "Joh, probeer gewoon, misschien heb je geluk en zit er een parel in." [4] 
90 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]