Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zou·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van zout met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zoutig zoutiger zoutigst
verbogen zoutige zoutigere zoutigste
partitief zoutigs zoutigers -

Bijvoeglijk naamwoord

zoutig

  1. naar zout smakend
    • Bij het zoeken naar drinkwater vond men in Twente zoutig in plaats van zoet water. 
Synoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be