zeven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van zeven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zeven | te zeven | ||||||||
toekomend | zullen zeven | te zullen zeven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezeefd | te hebben gezeefd | ||||||||
toekomend | gezeefd zullen hebben | gezeefd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
zevend | gezeefd | ev. zeef |
mv. verouderd zeeft |
zeve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | zeef | zeeft | zeeft | zeeft | zeeft | zeven | zeven | zeven | |||
verleden (o.v.t.) | zeefde | zeefde | zeefde | zeefde | zeefde | zeefden | zeefden | zeefden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal zeven | zult/zal zeven | zult/zal zeven | zult zeven | zal zeven | zullen zeven | zullen zeven | zullen zeven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zeven | zou zeven | zou(dt) zeven | zoudt zeven | zou zeven | zouden zeven | zouden zeven | zouden zeven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezeefd | hebt gezeefd | hebt/heeft gezeefd | hebt gezeefd | heeft gezeefd | hebben gezeefd | hebben gezeefd | hebben gezeefd | |||
verleden (v.v.t.) | had gezeefd | had gezeefd | had gezeefd | hadt gezeefd | had gezeefd | hadden gezeefd | hadden gezeefd | hadden gezeefd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezeefd hebben | zal/zult gezeefd hebben | zult/zal gezeefd hebben | zult gezeefd hebben | zal gezeefd hebben | zullen gezeefd hebben | zullen gezeefd hebben | zullen gezeefd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezeefd hebben | zou gezeefd hebben | zou/zoudt gezeefd hebben | zoudt gezeefd hebben | zou gezeefd hebben | zouden gezeefd hebben | zouden gezeefd hebben | zouden gezeefd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gezeefd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gezeefd | er is gezeefd | |||||||||
verleden | er werd gezeefd | er was gezeefd | |||||||||
toekomend | er zal gezeefd worden | er zal gezeefd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gezeefd worden | er zou gezeefd zijn | |||||||||
lijdende vorm gezeefd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gezeefd worden | gezeefd te worden | ||||||||
toekomend | gezeefd zullen worden | gezeefd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gezeefd zijn | gezeefd te zijn | ||||||||
toekomend | gezeefd zullen zijn | gezeefd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gezeefd | wordt gezeefd | wordt gezeefd | wordt gezeefd | wordt gezeefd | worden gezeefd | worden gezeefd | worden gezeefd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gezeefd | werd gezeefd | werd gezeefd | werdt gezeefd | werd gezeefd | werden gezeefd | werden gezeefd | werden gezeefd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gezeefd worden | zult gezeefd worden | zult gezeefd worden | zult gezeefd worden | zal gezeefd worden | zullen gezeefd worden | zullen gezeefd worden | zullen gezeefd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gezeefd worden | zou gezeefd worden | zou/zoudt gezeefd worden | zoudt gezeefd worden | zou gezeefd worden | zouden gezeefd worden | zouden gezeefd worden | zouden gezeefd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezeefd | bent gezeefd | bent/is gezeefd | zijt gezeefd | is gezeefd | zijn gezeefd | zijn gezeefd | zijn gezeefd | |||
verleden (v.v.t.) | was gezeefd | was gezeefd | was gezeefd | waart gezeefd | was gezeefd | waren gezeefd | waren gezeefd | waren gezeefd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezeefd zijn | zult gezeefd zijn | zult gezeefd zijn | zult gezeefd zijn | zal gezeefd zijn | zullen gezeefd zijn | zullen gezeefd zijn | zullen gezeefd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezeefd zijn | zou gezeefd zijn | zou/zoudt gezeefd zijn | zoudt gezeefd zijn | zou gezeefd zijn | zouden gezeefd zijn | zouden gezeefd zijn | zouden gezeefd zijn |