• wis·kun·di·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord wiskundige wiskundigen
verkleinwoord

de wiskundigem

  1. (wiskunde), (beroep) een wetenschapper die de wiskunde beoefent

wiskundige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van wiskundig
     De hele schouderpartij was een soort modernistische improvisatie, heel ver verwijderd van de wiskundige regelmaat van de lokale kunst.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691