• wes·ter·ling
  • afleiding van west met het invoegsel -er- met het achtervoegsel -ling dat een mannelijke persoon aanduidt
enkelvoud meervoud
naamwoord westerling westerlingen
verkleinwoord westerlingetje westerlingetjes

de westerlingm

  1. iemand uit het westen van het land
    • Voor haar afstuderen interviewde Leontien Twentenaren in Twente en Den Haag, westerlingen die in Twente zijn gaan wonen en rasechte Hagenezen. [1]
  2. iemand uit de westerse wereld[2]
    • Anton Geesink wist als eerste westerling de wereldtitel in de judoklasse alle categorieën te behalen. 
     Dus misschien konden ze een eenvoudige ruil doen, zij liet hun de stad zien en zij vertelden over de westerse rechtstoepassing? Ze voegde er droog aan toe dat zo'n uitwisseling van diensten zelfs vroeger niet als crimineel beoordeeld zou zijn, niet eens als hooliganisme, hoewel dat over het algemeen alles wel omvatte wat er zou kunnen gebeuren in het gezelschap van westerlingen.[3]
  3. (eufemisme) iemand van Europese of blanke afkomst
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
  1. Ditzhuyzen, J. van
    Twentenaren houden niet van Haagse kak (29 juli 1996) op website Trouw.nl
    ; geraadpleegd 2015-07-20
  2. Op Wikipedia staat een artikel met meer informatie over het begrip westerse wereld.
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be